Gertrudis was de dochter van de enkele weken van te voren bij de zevende kruistocht
gevallen landgraaf Ludwig van Thüringen en Hessen en zijn echtgenote, de
heilige Elisabeth. Getrouw een gelofte van haar nog zwangere moeder werd het
kind het premonstratenzerstift Altenberg (gemeente Solms) bij Wetzlar toevertrouwd,
waar het opgevoed werd en later ook binnentrad. Ofschoon ook Elisabeth een paar
jaren na de geboorte van Gertrudis 1231 stierf, herinnerde zich de kloostergemeenschap
van Altenberg altijd aan haar bezoeken, waarbij de landgravin met de zusters
spon en breidde. Als achtjarige kon Gertrudis in mei 1235 de heiligspreking
van haar moeder in Marburg meevieren. Als 21-jarige werd ze 1248 de derde magistra
van Altenberg. Uit haar erfgoed richtte zij de gotieke stiftskerk en huizen
voor arme en zieke op, waar zij daadkrachtig meewerkte. Gertrudis was een gloeiende
aanhangster van de kruistochtenbeweging en van de invoering van de sakramentsdag,
die al 1270 in Altenberg gevierd werd. Voorbeeldig door boetedoeningen en kasteidingen
had ze het charisma, in vijandschap levende mensen te verzoenen. Op 69-jarige
leeftijd stierf Gertrudis na 49 jaar overste te zijn geweest op 13 augustus
1297 aan een zware ziekte.
Relikwiën: Altenberg
Bevestiging van de cultus: 22 januari / 8 maart 1728 door Benedictus XIII
Ikonographie: als premonstratenzerin met rochet, almutium en abdissenstaf, met
leeuw, lelie, kruis, lijdenswerktuig, sleutel, boek en tiara, met een verschijning
van hat Kindje Jesus met kruis, dat haar de doornenkroon opzet.