Adrianus Jansen met de bijnaam „Becanus“, omdat hij uit Hilvarenbeek
(Brabant) stamde, trad 1544 in de premonstratenzerabdij Middelburg in de nederlandse
provincie Zeeland binnen. Hij werkte als novicenmeester en kapelaan. Rond 1560
werd hij pastoor in Agterkerke en 1572 pastoor van Monster. Adrianus was een
voorbeeldige zielzorger in zijn parochie, die al meerdere calvinisten telde.
In 1572 overvielen de „Geuzen“ de pastorie en sleepten Adrianus
en zijn medebroeder Jakobus Lacoupe weg, die als kapelaan in Monster werkte.
Hetzelfde lot ondergingen ook een augustijn en een dominikaan, elf franciskanen
en vier wereldheren; onder het dulden van slagen, beledigingen en het geschreeuw
van de menigte moesten ze door de straten lopen, strenge verhoren ondergaan,
waarbij ze de eucharistische realpresentie en het primaat van de paus verdedigden.
Het eten werd hen onttrokken, ze werden mishandeld en gruwelijk gefolterd en
tenslotte naar Gorcum (nu: Gorinchem) gebracht en opgehangen.
Ook Jakobus Lacoupe uit Oudenaarde (Vlaanderen) was kanunnik van de abdij Middelburg.
In 1566 trad hij tot de reformatie over, werd protestantse pastoor en schreef
tegen de katholieke kerk. Zijn vader en zijn broer, die tevens praemonstratenser
in Middelburg was, konden hem een paar maanden later tot terugkeer in zijn klooster
bewegen, waarna abt Nikolaus van den Burcht hem na een vijfjarige boetetijd
in de abdij Marienweerd 1572 tot kapelaan in Monster benoemde. Samen met zijn
pastoor Adrianus Jansen onderging hij op 9 juli 1572 de dood als martelaar.
Relikwiën van de martelaren van Gorcum: Gorcum, Brussel en Averbode.
Bevestiging van de kultus: 24 november 1675 door Clemens X en 29 juni 1867 door
Pius IX
Ikonographie: als premonstratenzer, met strang, aan de galg, met tiara, kelk,
montrans, boek en zegepalm.