Godefridus, uit het met de Salier en Stauffer verwandte geslacht van de graven
van Cappenberg in Westfalen, vermaakte de burcht Cappenberg tegen de will van
zijn schoonvader graaf Frederik van Arnsberg, na zijn deelname aan de belagering
en vernieling van Münster in Westfalen 1121, samen met zijn broer Otto
op 31 mei 1122 aan de hl. Norbertus. Zo ontstond de eerste stichting van de
premonstratenzerorde in Duitsland. Verdere propsteien ontstonden 1123 op de
goederen van Godfried in Ilbenstadt (Wetterau) en 1128 in Varlar bij Coesfeld
(Westfalen). Zijn echtgenote Jutta en zijn zusters Godberga en Beatrix traden
in het Cappenberger koorvrouwenklooster, dat rond 1200 naar Oberndorf bij Wesel
verlegd werd. Na de dood van graaf Frederik aanvaarden ook de beide broers 1124
het witte ordenskleed. In Cappenberg richtte Godefridus een hospitaal voor arme
en noodleidenden op, waar hij zelf actief meewerkte. 1125 riep Norbertus zijn
leerling naar Prémontré, waar deze tot akolyth gewijd wird, en
1126 naar Maagdenburg. Wegens problemen met zijn gezondheid moest Godefridus
al gauw naar Ilbenstadt terugkeren, waar hij amper 30-jarig op 13 januari 1127
stierf.
Relikwiën: Cappenberg en Ilbenstadt
Bevestiging van de cultus: 1614 voor Cappenberg,
22 januari / 8 maart 1728 voor de hele orde door Benedictus XIII
Ikonografie: als graaf, ridder, als premonstratenzer, met afgelegde kroon, modellen
van kerken, broodschaal en schedel, knielend voor een engel met kruis en kroon,
aan de voet van een wereldbol, met scepter en parelkrans, met een verschijning
van het Kindje Jesus, dat hem een kroon opzet.